
In gesprek met...
Henk en Marion Middelkoop
Vader en dochter: hoofdsponsor & deelneemster/vrijwilliger Pianofestival Gouda

Een familie in de ban van pianomuziek
Vader Henk en dochter Marion Middelkoop hebben een stevige band met het pianofestival. Marion deed vorig jaar mee aan de Masterclass Jong Talent en het Open Podium, speelde op het lunchconcert en was vrijwilliger. Ook Henks zoon Adriaan deed mee: quatre-mains met Marion op het Open Podium. Vader Henk, architect, was met zijn bedrijf Kokon sponsor.
​​
“Ik was verbaasd dat het zo’n evenement was geworden. Er was goed over nagedacht. Het klopte tot in de details. Ik hoor nu al in mijn Rotterdamse kringen reacties, dat ze dit jaar weer komen”, vertelt Henk Middelkoop over zijn ervaringen met het eerste pianofestival. Middelkoop, woonachtig in Gouda, heeft er met zijn architectenbureau, voor gezorgd dat het festival vorig jaar daadwerkelijk door kon gaan. Hun financiële bijdrage gaf de doorslag. Kokon is gespecialiseerd in het ontwerp van nieuwbouwwoningen, in erfgoedprojecten en in stadsontwikkeling. De opdrachtgevers zitten in heel Nederland, waaronder ‘dus’ ook in Gouda.
​
“Ik had het gevoel dat initiatiefneemster Mieke Verduijn vorig jaar iets goeds te pakken had”, vertelt Henk. “Wij zijn niet zo van die ‘uitbundige sponsoren’, maar we vonden dit initiatief interessant genoeg om te ondersteunen. Als het een eerste keer lukt, kun je daarop verder bouwen aan iets blijvends. Dit is goed voor Gouda. Het is ook goed dat de gemeente juist in deze editie bijspringt om het festival verder te helpen uitbouwen, nu het zich bewezen heeft. Het gaat immers om gemeenschapsgeld. Daar moet je zorgvuldig mee omspringen.”
​
Masterclass
Ook Henks dochter Marion is ‘van het eerste uur’ en vorig jaar zeer intensief bij het festival betrokken. Ze was vrijwilligster, maar nam ook deel aan onder andere de Masterclass Jong Talent. Marion deed naast haar vwo een jaar een conservatoriumstudie in Rotterdam. Momenteel focust ze zich juist op de ontwikkeling van haar zang. In de masterclass speelde ze het Rondo Capriccioso, Op. 14 van Mendelssohn, een van zijn mooiste werken voor piano. “Het was hoog gegrepen”, aldus Marion. “Mendelssohn is qua speeltechniek lastig. Je hebt veel snelle afwisselingen en wendingen.” Hetzelfde stuk speelde ze ook tijdens het lunchconcert. Daarin zat ook het grote speelplezier. “De Agnietenkapel heeft een heel bijzondere, intieme sfeer, want je zit er heel dicht op de pianist”, aldus Marion. Was de masterclass een studiemoment, het lunchconcert was een publieksmoment. Dat voelt toch anders. Al kon (en kan) ook bij de masterclass publiek meekijken.

Foto: Marion tijdens de masterclass van Helena Basilova in februari 2024
Jezelf verbeteren
Is dat niet vervelend, publieksogen op je gericht weten, terwijl je kritisch onder handen wordt genomen? Marion: “Als pianist ben je gewend om kritiek te krijgen op je spel. Dat maakt dus niet uit. En voor het publiek is het heel leerzaam. Door mee te kijken leer je namelijk hoe je zelf dingen kunt aanpakken.” Het enige wat echt telt, is jezelf kunnen verbeteren. Deze editie is ze op het festival overigens alleen aanwezig als vrijwilliger. Vorig jaar is ze in Delft begonnen aan een studie architectuur. Voor de pianostudie is daardoor ‘even’ minder tijd.
Verrassend
“Het mooie van het festival is dat het niet alleen gaat om jonge, naar perfectie strevende pianisten, maar dat het een heel breed bereik heeft. Het festival brengt allerlei facetten bij elkaar”, vult Henk haar aan. “Ik vond het zelf verrassend dat het publiek zo lang bleef kijken. Ik hoorde zelfs sommigen zeggen: ‘We komen volgend jaar terug en doen ook mee’.” Hij vervolgt: “In de muziekwereld is een masterclass dé manier om vooruit te komen. In mijn eigen vakgebied, de architectuur, heb je dat niet. Een toparchitect laten meekijken en kritiek laten geven op je werk ligt heel gevoelig.” Dat voelt eerder als falen, dan als er beter van kunnen worden.
De vrucht van herhaling
Pianospel bloeit bij de kracht van eindeloos herhalen van hetzelfde stuk. Dat vereist discipline en doorzettingsvermogen, naast een goed ontwikkeld muzikaal gevoel. Het Rondo van Mendelssohn voor de masterclass kostte Marion ruim een half jaar lang toegewijd studeren, zo’n twee uur per dag. “Mijn leerlingen studeren gemiddeld maar zo’n 15 minuten per dag. Een conservatoriumstudent doet dat zo’n twee tot drie uur per dag. Professionele pianisten doen dat tot wel vier uur per dag en meer”, vertelt Marion.
“Als je gewend bent dat alles wat je leert in één keer lukt en je gaat voor het eerst piano spelen, dan heb je pech. Dat lukt niet in één keer. Daar heb je toch echt les voor nodig. Je moet technische dingetjes soms eindeloos herhalen voor je ze onder de knie hebt. Als je daar een hekel aan hebt, wordt het nooit wat met je.”
Marion geeft kinderen op een “theoretisch-mechanische” manier les, zoals ze dat noemt. “Ik leg altijd precies uit hoe iets werkt. Ik zeg bijvoorbeeld nooit zoiets als ‘Denk aan een boom, als je speelt’. Dat is me te zweverig. Ik geef les, zoals ikzelf graag les heb”, aldus Marion. “Wat kinderen trouwens erg leuk vinden, is een melodie mooi maken. Waar speel je naartoe? Waar zit het hoogtepunt?”
Toonladders
Marion speelt zelf al piano vanaf haar 7de. Sinds haar 14de geeft ze ook zelf les. Wat ze van de masterclass onder meer heeft opgestoken, is een toonladder op een andere manier spelen: toetsen indrukken zonder dat ze geluid maken. “Als je dat het beginmoment van geluid goed aanvoelt, ga je beter spelen.” Marion probeer die kennis inmiddels ook over te brengen op haar leerlingen. Haar favorieten naast Felix Mendelsohn? “Rachmaninov. Chopin. Schumann. En als ik chagrijnig ben, speel ik Khachaturian.”

Architectuur en muziek
Tussen architectuur en muziek bestaan opmerkelijke overeenkomsten. “Het ambachtelijke, het technische dat muziek maken is, heb je op ons vakgebied ook”, zegt Henk. “Het gaat ook bij ons om maatverschillen, toonhoogte en om harmonie en schoonheid. En dan kom je ook meteen bij de vraag wat schoonheid is. Een absolute, algemeen geldende norm daarvoor is er niet.” Schoonheid is geen wiskunde. Dat maakt het moeilijk grijpbaar en moeilijk voorspelbaar. Schoonheid is voor iedereen anders. Henk: “Er zit geen echte logica achter waarom iets mooi is. Ook bij lelijkheid niet.” Het waarom van mooi en lelijk laat zich niet voor iedereen hetzelfde in woorden vangen. Wat ook niet helpt: “Zoals je in de muziek toondoof kunt zijn, zo heb je in de architectuur mensen die ‘het’ niet zien.”
Akoestiek
Waar muziek en architectuur elkaar ook ontmoeten is in de akoestiek. “Goeie akoestiek maken is een vak”, zegt Henk. Zijn architectenbureau heeft daar veel mee te maken bij de kerkenbouwprojecten. Terwijl de muzikant met een vingerknip intuïtief de akoestiek van een gebouw test, kijkt een architect er met bouwtechnische ogen naar. “Je moet steeds goed doordenken of de nagalmtijd goed is”, vertelt Henk. “Je hebt een harde nagalmtijd van anderhalve seconde en een zachtere, die langer duurt. In een kerk heb je te maken met de preek van de dominee of de pastoor, maar ook met samenzang en met orgelspel. Elk heeft zijn eigen ideale nagalmtijd.”
De kunst is een nieuw kerkgebouw “fysisch” zo te ontwerpen dat de ruimte “akoestisch flexibel” is en tegelijkertijd voldoet aan al die ‘nagalmbehoeften’. “In de akoestiek is nog een hele wereld te winnen.” Ook in de akoestiek van historische gebouwen, weet Henk uit een praktijkvoorbeeld. “Ooit is ergens bij de renovatie van een kerkgebouw een loszittende stuclaag verwijderd. Het gevolg was dat de kerk na die restauratie een harde akoestiek had. Dat kwam door die nieuwe stuclaag. Daar had niemand ooit bij stilgestaan.”
De stad als muziekstuk
“Als architect lever je bij je opdrachtgever je eigen muziekstuk in. Vervolgens doet iedereen daar iets mee”, aldus Henk. “De binnenstad van Gouda is architectonisch ook een muziekstuk.” Wel een compositie van eeuwen. En het werk van een groot aantal componisten en (ver)bouwers. Muziek is voor architecten soms een maatgevende inspiratiebron, stelt Henk, verwijzend naar de beroemde architect en stedenbouwkundige Willem Dudok (1884-1974). “Dudok”, vertelt hij, “kwam uit een muzikale familie. Hij schetste een gebouw en het stond er meteen in één keer goed, terwijl anderen daar veel meer moeite voor moesten doen.” Dudok zelf omschreef het ooit zo: “Meer dan aan alle bouwkunstenaars heb ik aan de componisten te danken. Ik voel diep de gemeenschappelijke basis van de muziek en de architectuur: ze ontlenen immers beide haar waarde aan de juiste maatverhoudingen.” Aldus Willem.
Tekst: Ton Schönwetter